Augustus 2017: Geen reden voor afwijkende schadeverdeling in geval van tussenpersoon, 20 October 2017

Het Gerechtshof Amsterdam (hierna: "het Hof") heeft bij arrest van 1 augustus 2017 beslist dat er geen reden bestaat voor afwijkende schadeverdeling in geval van tussenpersoon. Hiermee gaat het Hof expliciet in tegen het oordeel van de Hoge Raad neergelegd in de arresten van 2 september 2016 en valt zij terug op de schadeverdeling zoals neergelegd in het ´Hofmodel` waarbij 1/3e deel van de schade voor rekening van de afnemer blijft. 

Het Hof meent dat het niet terecht is dat een afnemer die gebruik maakt van een tussenpersoon aanmerkelijk gunstiger behandeld wordt dan een afnemer die daar geen gebruik van maakt, omdat:
1. Het gegeven dat er geadviseerd is niet afdoet aan de basale kenmerken van de overeenkomsten (lening/rente/risico) die voor alle afnemers bekend geacht moeten worden, en die een eigen verantwoordelijkheid voor afnemer ten aanzien van de risico’s met zich meebrengen;
2. De afnemer die via een tussenpersoon contracteerde in een aanmerkelijk betere positie brengen afbreuk zou doen aan de werking van de WCAM: het zou het draagvlak voor collectieve afwikkeling verkleinen, het effect van het voorkomen van een veelheid aan procedures verminderen en de zekerheid en aantrekkelijkheid van een collectieve afwikkeling teniet doen;
3. De door De Hoge Raad aangehaalde situatie in Van Uden/NBG Finance onvergelijkbaar is met de situatie in effectenleasezaken: in het eerste geval benaderde de afnemer de tussenpersoon pro-actief met het verzoek om een persoonlijk financieel advies omtrent een complexe, buitengewoon risicovolle en onoverzichtelijke financiële constructie. In het tweede geval wordt een afnemer door de tussenpersoon zelf benaderd voor een niet buitengewoon ingewikkelde en risicovolle constructie.

Conclusie

Het Hof schuift de uitkomst van de arresten van de Hoge Raad d.d. 2 september 2016 volledig opzij. Geconcludeerd kan worden dat zelfs als (hypothetisch) er sprake is van schending van 41 NR dit voor de schadeverdeling enkel een niet relevante bijkomstigheid betreft (!). Daarmee valt het Hof Amsterdam terug op het Hofmodel, waarbij Dexia gehouden wordt 2/3e deel van de restschuld te vergoeden en het overige 1/3e deel voor rekening van de afnemer komt. 

Lees hier de uitspraak