Vernietigingsbevoegdheid aanvang verjaringstermijn, 28 September 2015

Vernietigingsbevoegdheid aanvang verjaringstermijn

Rechtshandeling, vernietiging, verjaring, termijnen

In deze zaak van de hoogste rechter in ons land (de Hoge Raad) gaat om de vraag wanneer de verjaringstermijn betreffende de vernietigingsbevoegdheid van de klant aanvangt. De klant was in deze zaak van mening dat de verjaringstermijn niet reeds aanvangt op het moment dat de vernietigingsbevoegde kennis neemt van het enkele bestaan van de vernietigbare rechtshandeling, maar dat ook noodzakelijk is dat de vernietigingsbevoegde kennis neemt van de inhoud van die rechtshandeling en/of dat de vernietigingsbevoegde kennis neemt van de juridische kwalificatie van die rechtshandeling.

Hoge Raad d.d. 10 juli 2015

ECLI:NL:HR:2015:1866 (klik hier voor de uitspraak)

Het standpunt dat de klant in deze zaak had ingenomen is echter onjuist, zoals volgt uit dit arrest van de Hoge Raad, rechtsoverweging 3.4.:

“Een rechtsvordering tot vernietiging van een lease-overeenkomst die toekomt aan de echtgenoot van degene die deze overeenkomst heeft gesloten, zulks op grond van het ontbreken van toestemming, verjaart drie jaren na het tijdstip waarop die echtgenoot daadwerkelijk met de overeenkomst bekend is geworden (art. 3:52 lid 1, aanhef en onder d, BW in samenhang met HR 17 februari 2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6506). Niet kan worden aangenomen dat van daadwerkelijke bekendheid in voormelde zin pas sprake is zodra de zojuist bedoelde echtgenoot wist of begreep dat zij bevoegd was de lease-overeenkomst te vernietigen. Het stellen van die eis zou niet in overeenstemming zijn met een behoorlijk verloop van het rechtsverkeer (vgl. met betrekking tot art. 3:310 lid 1 BW het arrest HR 26 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AR1739, NJ 2006/115). Voor het gaan lopen van de verjaringstermijn van art. 3:52 lid 1, aanhef en onder d, BW is bepalend welke feiten en omstandigheden bekend zijn, en niet of bekendheid bestaat met de juridische beoordeling daarvan.”