Tussenarrest: bewijsopdracht dat Dexia wist of behoorde te weten dat de betrokken tussenpersoon de afnemer inderdaad adviseerde

Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft op 8 juni 2021 in een tussenarrest bepaald, dat de tussenpersoon in het betrokken dossier de afnemer een op zijn specifieke situatie gerichte financiële constructie had geadviseerd, waarbij de Dexia-producten een centrale rol vervulden. Het Hof ziet echter (nog) geen aanleiding om een aanvullende schadevergoeding toe te kennen, nu de afnemer niet heeft aangetoond dat Dexia van dit advies heeft geweten of had moeten weten. De afnemer wordt in de gelegenheid gesteld hier nader bewijs van te leveren.

 

Zaaknummer: ECLI:NL:GHARL:2021:5678

                           

De afnemer in deze procedure stelde zich op het standpunt dat de tussenpersoon hem de effectenlease-overeenkomsten zou hebben geadviseerd, wat de tussenpersoon in verband met het ontbreken van een vergunning hiervoor niet had mogen doen. Dexia wist, aldus de afnemer, dat de tussenpersoon niet over deze vergunning beschikte en had daarom de afnemer nooit als klant mogen aanvaarden. Door dit wel te doen, zou Dexia in strijd met een wettelijk verbod hebben gehandeld, als gevolg waarvan Dexia alle schade onder de effectenlease-overeenkomsten aan de afnemer dient te vergoeden.

 

De afnemer diende te bewijzen dat de tussenpersoon zou hebben geadviseerd. Hij heeft hiertoe de volgende feiten gesteld:

  • De afnemer had twee leningen bij postorderbedrijven, wilde deze leningen oversluiten en heeft de tussenpersoon benaderd voor een concreet advies om zijn financiële situatie te verbeteren.
  • Twee medewerkers van de tussenpersoon zijn bij de afnemer thuis geweest. Tijdens gesprekken bij de afnemer thuis is door deze medewerkers aangegeven dat de huidige leningen te duur waren en is voorgesteld dat deze beter afgelost konden worden met nieuwe (goedkopere) leningen.
  • De medewerkers van de tussenpersoon hebben op grond van een prognose aangegeven dat met het betrokken product door de afnemer aanzienlijke winsten konden worden behaald, waarmee de lening bij de nieuwe geldverstrekker kon worden afgelost.
  • De afnemer heeft vervolgens een nieuwe lening bij een geldverstrekker en drie effectenlease-overeenkomsten bij Dexia afgesloten.

 

Het Hof oordeelt dat de tussenpersoon verder is gegaan dan het slechts verstrekken van algemene informatie over de effectenlease-overeenkomsten: de tussenpersoon heeft een op de specifieke situatie van de afnemer gerichte financiële constructie geadviseerd, waarbij de Dexia-producten een centrale rol vervulden en waarbij een deel van het geleende geld is gebruikt om aan de vooruitbetalingsverplichtingen terzake het Dexia-product te voldoen. Dit laatste blijkt uit de in het geding gebrachte kredietovereenkomst. De tussenpersoon heeft naar het oordeel van het Hof de grenzen van haar vrijstelling overschreden.

 

Om aanspraak te maken op een hogere schadevergoeding dan op basis van het Hofmodel, is naast de vaststelling dat beleggingsadvies is gegeven, eveneens vereist dat Dexia wist of behoorde te weten dat de tussenpersoon adviseerde. Volgens het Hof is in soortgelijke zaken aangetoond, dat Dexia wist of behoorde te weten dat tussenpersonen met enige regelmaat afnemers adviseerden, maar heeft de afnemer in de onderhavige zaak onvoldoende aangetoond dat ook de betrokken tussenpersoon regelmatig klanten adviseerde. De bewijsmiddelen die hiervoor door afnemer in de procedure naar voren zijn gebracht, zien uitsluitend op andere tussenpersonen. Bovendien is de enkele verwijzing naar de tussenpersoon op de overeenkomsten en de aanvraagformulieren hiervoor onvoldoende, aldus het Hof.

 

De afnemer wordt in de gelegenheid gesteld om bewijs te leveren van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen, dat Dexia wist of behoorde te weten dat de betrokken tussenpersoon de afnemer heeft geadviseerd. Slaagt de afnemer hier niet in, dan kan hij geen aanspraak maken op een aanvullende schadevergoeding.